- Meestal is het couplet de hoofdtekst van het nummer. Het zet de toon, introduceert de personages en biedt de achtergrondinformatie die de luisteraar nodig heeft om het verhaal van het nummer te begrijpen.
- Typisch 8 staven - 16 staven lang.
- De meeste nummers hebben 2-3 coupletten.
Koor:
- Meestal is het refrein het meest memorabele en pakkende deel van het nummer. Het vat het hoofdidee of thema van het lied samen, waarbij na elk couplet dezelfde woorden worden gezongen.
- Typisch 8 maten lang.
- De meeste nummers hebben 2-3 refreinen.
Brug:
- Meestal wordt de brug gebruikt om het repetitieve karakter van de verzen en refreinen te doorbreken. Het zorgt voor een contrast in melodie en dient vaak als aanloop naar het slotrefrein of de outro.
- Typisch 8 maten lang.
- Niet alle nummers hebben een bridge.
Uittro:
- Meestal is de outro het laatste deel van het nummer en wordt het afgesloten. Het bevat vaak een fade-out of een ander muzikaal apparaat dat aangeeft dat het nummer eindigt.
- Varieert in lengte, van 4 tot 16 maten.
- Alle nummers hebben een outro.