Fonografen waren in de jaren dertig het belangrijkste middel om naar muziek te luisteren. Deze apparaten gebruikten een roterende schijf of cilinder om opgenomen geluid af te spelen. De schijven of cilinders waren gemaakt van was of plastic en hadden een groef waarin de geluidsgolven zaten. Een naald zou de groef volgen en trillen, waardoor een diafragma zou bewegen en geluid zou produceren.
Radio's
Radio's waren in de jaren dertig een andere populaire manier om naar muziek te luisteren. Deze apparaten ontvingen radiogolven die door radiostations werden uitgezonden. De radiogolven werden door een luidspreker omgezet in geluidsgolven.
Jukeboxen
Jukeboxen waren muntautomaten die muziek speelden. Deze machines werden vaak aangetroffen op openbare plaatsen, zoals bars, restaurants en danszalen. Jukeboxen hadden doorgaans een selectie van 10 tot 20 nummers, en gebruikers konden het nummer selecteren dat ze wilden horen door een muntje in te steken.