Stravinski's vroege composities werden beïnvloed door Russische volksmuziek en de muziek van Nikolaj Rimski-Korsakov. Opmerkelijke werken uit deze periode zijn onder meer:
* Symfonie in Es majeur (1907)
* De Vuurvogel (1910)
* Petroesjka (1911)
* Het Rite of Spring (1913)
Neoklassieke periode (_c_. 1920-1954)
In de jaren twintig keerde Stravinsky zich af van de complexe, dissonante muziek uit zijn Russische periode en begon in een meer neoklassieke stijl te schrijven. Zijn werken uit deze periode kenmerken zich door hun helderheid, precisie en gebruik van klassieke vormen. Opmerkelijke werken uit deze periode zijn onder meer:
* Pulcinella (1920)
* Concert voor piano en blaasinstrumenten (1924)
* Oedipus Rex (1927)
* Apollon musagète (1928)
Twaalftoonsperiode (_c_. 1945-1968)
In de jaren veertig begon Stravinsky te experimenteren met twaalftoonstechniek. Zijn werken uit deze periode kenmerken zich door hun complexe en dissonante texturen. Opmerkelijke werken uit deze periode zijn onder meer:
* Psalmsymfonie (1930)
* Concert voor strijkers in D (1931)
* Concert voor twee piano's (1935)
* Symfonie in drie delen (1945)
Avant-gardeperiode (_c_. 1958-1971)
In de jaren vijftig en zestig experimenteerde Stravinsky met een verscheidenheid aan avant-gardetechnieken, waaronder aleatorische muziek en musique concrète. Opmerkelijke werken uit deze periode zijn onder meer:
* Agón (1957)
*Threni (1958)
* Een preek, een verhaal en een gebed (1961)
* De zondvloed (1962)