1. Melodievariatie: Het veranderen van de toonhoogtes of ritmische patronen van de melodie terwijl de algehele contour en structuur intact blijven.
2. Harmonische variatie: Het aanpassen van de onderliggende akkoordprogressie of harmonieën die het thema begeleiden. Dit kan het toevoegen, verwijderen of wijzigen van akkoorden inhouden om nieuwe harmonische contexten te creëren.
3. Instrumentatievariatie: Het thema aan verschillende instrumenten toewijzen of de orkestratie veranderen om verschillende timbrale en dynamische effecten te creëren.
4. Ritmische variatie: Het veranderen van de ritmische patronen of de hartslag van het thema, inclusief syncopen, versnellen of vertragen.
5. Ornament: Versieringen, siernoten of trillers aan de melodie toevoegen om een uitgebreidere of decoratievere versie van het thema te creëren.
6. Contrapuntvariatie: Het introduceren van nieuwe melodische lijnen of tegenmelodieën die in wisselwerking staan met het thema, waardoor een rijkere muzikale textuur ontstaat.
7. Toetsvariatie: Het thema transponeren naar verschillende toonsoorten of verschillende tonaliteiten gebruiken om een nieuw perspectief op de originele melodie te bieden.
8. Tempovariatie: Het veranderen van de snelheid waarmee het thema wordt gespeeld, sneller (accelerando) of langzamer (ritardando), om een gevoel van urgentie of ontspanning te creëren.
9. Dynamiekvariatie: Het volume of de intensiteit van het thema aanpassen, met behulp van dynamische markeringen zoals forte (luid) of piano (zacht) om expressie en contrast toe te voegen.
10. Textuurvariatie: Het veranderen van de textuur van de muziek, zoals het toevoegen van instrumentlagen of het veranderen van de dichtheid van het arrangement, om een complexer of schaarser geluid te creëren.
Door deze technieken te gebruiken, kunnen componisten variaties op een thema creëren die de essentie van het origineel behouden en tegelijkertijd nieuwe interpretaties en dimensies aan het muziekstuk bieden.