Deze periode omvat de muziek vanaf de vroegste oorsprong tot het einde van de Qin-dynastie. Het wordt gekenmerkt door het gebruik van eenvoudige instrumenten, zoals de xiao (een bamboefluit), de se (een citer) en de gu (een trommel). Muziek werd gebruikt voor religieuze ceremonies, hofvermaak en militaire doeleinden.
Middeleeuwse muziekperiode (Qin-dynastie – 960 n.Chr.)
Deze periode zag de ontwikkeling van meer geavanceerde instrumenten en muzikale vormen. De pipa (een luit), de zheng (een citer) en de huqin (een strijkinstrument) werden geïntroduceerd vanuit Centraal-Azië. Muziek werd nog steeds gebruikt voor religieuze ceremonies en hofvermaak, maar begon ook te worden uitgevoerd in theaters en theehuizen.
Moderne muziekperiode (960 n.Chr. - heden)
Deze periode zag de voortdurende ontwikkeling van Chinese muziek, met de opkomst van nieuwe genres en stijlen. Opera, instrumentale muziek en volksmuziek bloeiden allemaal in deze tijd. Chinese muziek begon ook beïnvloed te worden door westerse muziek, wat leidde tot de ontwikkeling van nieuwe vormen van fusionmuziek.