Hier is een algemeen overzicht van het aantal muzikanten dat doorgaans in verschillende secties van een orkest wordt aangetroffen:
Stringsectie:
- Violen:16 tot 30 muzikanten
- Altviolen:8 tot 12 muzikanten
- Cello's:8 tot 12 muzikanten
- Contrabassen:6 tot 8 muzikanten
Houtblazerssectie:
- Fluiten:2 tot 4 muzikanten
- Hobo's:2 tot 3 muzikanten
- Klarinetten:2 tot 3 muzikanten
- Fagotten:2 tot 3 muzikanten
Kopersectie:
- Trompetten:2 tot 4 muzikanten
- Trombones:2 tot 3 muzikanten
- Hoorns:4 tot 6 muzikanten
- Tuba:1 muzikant
Percussiesectie:
- Pauken:2 muzikanten
- Snaredrum:1 muzikant
- Bassdrum:1 muzikant
- Bekkens:2 muzikanten
- Andere percussie-instrumenten (driehoek, houtblok, enz.):1 tot 2 muzikanten
Naast deze kernsecties kunnen sommige orkesten ook andere gespecialiseerde instrumenten bevatten, zoals harpen, piano en verschillende aanvullende percussie-instrumenten. Het totale aantal muzikanten in een groot symfonieorkest kan variëren van ongeveer 80 tot meer dan 100, afhankelijk van de specifieke compositie en vereisten van het stuk dat wordt uitgevoerd.
Als algemene regel geldt dat grotere orkesten doorgaans een rijker en krachtiger geluid bieden, in staat zijn een breder klankpalet te produceren en complexe muzikale passages met groter gemak uit te voeren. Kleinere orkesten kunnen echter een meer intieme en wendbare uitvoering bieden, wat een uitgesproken charme en geschiktheid biedt voor bepaalde soorten repertoire. De keuze voor de orkestgrootte wordt vaak bepaald door de akoestiek van de locatie van het optreden, het beschikbare budget en de muziekstijl die wordt gepresenteerd.