1. Divers publiek:
- De theaters trokken individuen uit verschillende sociale klassen aan, variërend van edelen tot gewone mensen. Verschillende delen van de zitopstelling werden aangewezen op basis van sociale status.
2. Levendige sfeer:
- Theaterbezoek was vaak een gemeenschapsevenement. Voordat de optredens begonnen, was de sfeer over het algemeen gevuld met lawaai en levendig gebabbel.
3. Actieve betrokkenheid van het publiek:
- In tegenstelling tot de moderne theaterbezoekers nam het Elizabethaanse en Jacobijnse publiek actief deel aan de voorstellingen. Ze juichten, joelden en vielen zelfs de acteurs op het podium lastig.
4. Uitgebreide prestaties:
- Vooral het Globe Theatre stond bekend om zijn uitgebreide decors, rekwisieten en kostuums.
5. Geslachtsrollen:
- Geslachtsrollen werden strikt gehandhaafd, waarbij vrouwen grotendeels beperkt waren in het optreden op het podium en beperkt waren tot het spelen van bepaalde soorten rollen. Jonge jongens namen meestal vrouwelijke rollen op zich.
6. Taal en expressie:
- Elizabethaanse en Jacobijnse toneelstukken stonden bekend om hun uitgebreide gebruik van taal, metaforen en woordspelingen. Er werd verwacht dat het publiek deze fijne kneepjes zou waarderen en begrijpen.
7. Politieke subteksten:
- Sommige toneelstukken bevatten verwijzingen naar politieke gebeurtenissen of satire op hedendaagse figuren. Het gedrag van het publiek tijdens zulke momenten kan worden beïnvloed door hun politieke opvattingen.
8. Galerij van toeschouwers:
- In de hogere zalen voerden toeschouwers vaak gesprekken, consumeerden ze eten en drinken en hadden ze onderling contact.
9. Groundlings en Staanruimte:
- Het lagere gedeelte, bekend als de "put" of "erf", werd doorgaans bezet door het minder welvarende publiek dat tijdens de optredens bleef staan. Zij droegen bij aan de uitbundige en chaotische sfeer van het theater.
10. Cultureel en sociaal commentaar:
- Toneelstukken konden controversiële onderwerpen behandelen en bevatten vaak sociaal commentaar. De reactie van het publiek op deze thema's zou variëren op basis van hun eigen overtuigingen en sociale achtergronden.
11. Applaus en afkeuring:
- Het publiek uitte zijn goedkeuring of afkeuring van scènes en uitvoeringen door te applaudisseren, commentaar te schreeuwen en af en toe voorwerpen op het podium te gooien.
12. Publieksparticipatie:
- In sommige gevallen richtten de acteurs zich rechtstreeks tot het publiek of vroegen om hun inbreng, wat leidde tot een meer interactieve vorm van theater.
Het is vermeldenswaard dat, hoewel bepaald gedrag in die tijd als acceptabel of ongewenst werd beschouwd, de culturele percepties sindsdien aanzienlijk zijn veranderd, en dat sommige van de verwachte gedragingen mogelijk niet in overeenstemming zijn met de hedendaagse normen van theateretiquette.