1. Oppervlakkigheid: Holden beschouwt Sally als oppervlakkig en oppervlakkig. Hij gelooft dat ze zich meer bezighoudt met uiterlijk en sociale status dan met echte emoties of zinvolle gesprekken. Hij bekritiseert haar vanwege haar obsessie met materiële bezittingen en haar neiging om zich te conformeren aan maatschappelijke verwachtingen.
2. Gebrek aan authenticiteit: Holden vindt Sally onoprecht en mist authenticiteit. Hij gelooft dat ze zich voordoet als iemand die ze niet is om indruk te maken op anderen. Holden is gefrustreerd door haar voortdurende behoefte aan validatie en haar onvermogen om zichzelf te zijn.
3. Pretentie: Holden beschouwt Sally als pretentieus en aangedaan. Het valt hem op dat ze vaak grote woorden en intellectueel jargon gebruikt zonder de betekenis ervan volledig te begrijpen. Hij vindt haar intellectuele houding kunstmatig en oneerlijk.
4. Emotionele afstand: Holden bekritiseert Sally vanwege haar onvermogen om emotioneel contact te maken met anderen. Hij heeft het gevoel dat ze op haar hoede is en niet bereid is mensen dicht bij haar te laten komen. Hij contrasteert haar emotionele afstandelijkheid met de echtheid en kwetsbaarheid van zijn zus Phoebe.
5. Inconsistent gedrag: Holden is gefrustreerd door Sally's onvoorspelbare en inconsistente gedrag. Ze kan het ene moment vriendelijk en flirterig zijn, en het andere moment koud en afstandelijk. Hij vindt haar stemmingswisselingen en gemengde signalen verwarrend en frustrerend.
Over het algemeen komt Holdens perceptie van Sally als een nep voort uit zijn verlangen naar echte en authentieke verbindingen met anderen. Hij beschouwt haar als oppervlakkig, pretentieus en zonder emotionele diepgang, wat het voor hem moeilijk maakt haar te vertrouwen of met haar om te gaan.