Willy uit vaak zijn frustratie over de producten die hij verkoopt en noemt ze 'rommel' en 'waardeloos'. Hij klaagt over het gebrek aan duurzaamheid en betrouwbaarheid van deze goederen, die hij ziet als symbolen van een achteruitgaande samenleving. Deze kritiek weerspiegelt Willy's eigen gevoel van waardeloosheid en mislukking, omdat hij zich steeds minder in staat voelt om voor zijn gezin te zorgen en het succes te bereiken waar hij altijd van heeft gedroomd.
Ondanks zijn ontevredenheid over de consumptiegoederen die hij verkoopt, blijft Willy diep gehecht aan zijn baan als verkoper. Hij beschouwt het als de enige manier om financiële stabiliteit en sociale status te bereiken, ook al brengt het hem weinig voldoening en bezorgt het hem enorme emotionele problemen. Willy's afhankelijkheid van zijn verkoopbaan benadrukt de dichotomie tussen zijn idealisme en zijn pragmatische realiteit. Hij houdt vast aan de overtuiging dat hard werken en vastberadenheid tot succes kunnen leiden, ook al onthullen zijn ervaringen de harde waarheid van een samenleving die wordt gedreven door materialisme en oppervlakkige waarden.
Deze ironie benadrukt ook het thema van illusie en zelfbedrog in het stuk. Willy weigert de onderliggende problemen die bijdragen aan zijn ongeluk onder ogen te zien en kiest er in plaats daarvan voor om externe factoren, zoals de kwaliteit van consumptiegoederen, de schuld te geven van zijn mislukkingen. Ironisch genoeg is het juist deze baan die zijn illusies in stand houdt en hem ervan weerhoudt in het reine te komen met zijn eigen beperkingen en de complexiteit van de moderne samenleving.