Het hoogtepunt van het verhaal vindt plaats wanneer de luisteraar eindelijk de bron van het geluid opspoort. Hij vindt het in een lege kamer in een verlaten gebouw. Het geluid komt uit een kleine, zwarte doos. De luisteraar opent de doos en vindt een klein wezentje erin. Het wezen is zwart, met grote, donkere ogen. Het spreekt tot de luisteraar in een taal die hij niet begrijpt.
Het wezen vertelt de luisteraar dat het hem al een tijdje in de gaten houdt en dat het alles over hem weet. Het wezen zegt dat het de luisteraar is komen helpen, maar dat het hem alleen kan helpen als hij ermee instemt ernaar te luisteren. De luisteraar is het daarmee eens, en het wezen begint hem zijn verhaal te vertellen.
Terwijl het wezen spreekt, begint de luisteraar te begrijpen dat het geluid dat hij heeft gehoord feitelijk de stem van het wezen is. Het wezen vertelt hem over zijn leven, zijn huis en zijn mensen. De luisteraar is gefascineerd door het verhaal van het wezen en begint er een connectie mee te voelen.
Aan het einde van het verhaal heeft de luisteraar een keuze. Hij kan naar het wezen blijven luisteren, of hij kan teruggaan naar zijn oude leven. De luisteraar kiest ervoor om naar het wezen te blijven luisteren, en hij ontdekt dat het wezen hem iets belangrijks over het leven heeft geleerd.