* Het stuk begint met twee bewakers die de wacht houden buiten het kasteel in Elsinore.
* Ze bespreken de verschijning van een geest die lijkt op wijlen koning Hamlet, die twee maanden geleden stierf.
* De bewakers zijn bang dat de geest een teken is van gevaar of pech.
Act 1, Scène 2
* Claudius, de nieuwe koning, houdt een rechtszitting.
* Hij kondigt zijn huwelijk aan met Gertrude, de koningin, en vraagt iedereen dit te vieren.
* Hamlet, de zoon van de voormalige koning, rouwt om de dood van zijn vader en is boos over het overhaaste hertrouwen van zijn moeder.
Act 1, Scène 3
* Hamlet wordt geconfronteerd met de geest van zijn vader.
* De geest vertelt Hamlet dat hij door Claudius is vermoord en beveelt Hamlet zijn dood te wreken.
* Hamlet zweert Claudius te laten boeten voor zijn misdaad.
Act 1, Scène 4
* Hamlet begint zich vreemd te gedragen om zijn woede en vermoedens voor Claudius te verbergen.
* Hij doet alsof hij gek is en begint tegen zichzelf te praten.
* Ophelia, de vriendin van Hamlet, is bedroefd door zijn gedrag en vertelt haar vader, Polonius, erover.
Act 1, Scène 5
* Polonius vertelt Claudius en Gertrude over het gedrag van Hamlet.
* Ze besluiten Rosencrantz en Guildenstern, twee vrienden van Hamlet, te sturen om hem te bespioneren.
* Hamlet vermoedt dat Rosencrantz en Guildenstern hem bespioneren en hij begint ze te ontwijken.