1. Hamartia (fout): De tragische tekortkoming van Oedipus is zijn buitensporige trots en nieuwsgierigheid. Hij handelt te snel en te langzaam om zijn eigen aannames in twijfel te trekken, wat uiteindelijk tot zijn ondergang leidt.
2. Peripeteia (omkering): Het cruciale moment van het stuk doet zich voor wanneer Oedipus de waarheid over zijn identiteit en zijn relatie met Jocasta ontdekt. Deze omkering van het lot is onverwacht en rampzalig voor Oedipus.
3. Anagnorise (herkenning) :Terwijl Oedipus de waarheid over zijn verleden ontdekt, komt hij tot een dieper inzicht in zichzelf en zijn daden. Deze erkenning van zijn tragische lot is een sleutelelement van zijn tragedie.
4. Catharsis (zuivering) :Door de emotionele reis van het stuk ervaart het publiek een gevoel van catharsis, wat een zuivering is van emoties zoals medelijden en angst. Het lijden en de ondergang van Oedipus roepen deze emoties op bij het publiek, wat leidt tot een gevoel van reiniging en zuivering.
5. Overmoed en lot: De tragische ondergang van Oedipus houdt ook verband met zijn hoogmoed, oftewel buitensporige trots, die hem doet geloven dat hij kan ontsnappen aan het lot dat door het orakel is voorspeld. Dit conflict tussen menselijk handelen en goddelijk lot is een centraal thema van de tragedie.
Over het geheel genomen belichaamt het karakter van Oedipus de kwaliteiten van een tragische held, waardoor hij een meeslepende en iconische figuur is in de klassieke Griekse literatuur en tragedie.