- Ontstaan tijdens de Renaissance (14e-17e eeuw) in Europa, geïnspireerd door de klassieke Griekse en Romeinse literatuur.
- Vaak gebaseerd op historische of mythologische thema's, geïnspireerd door oude bronnen zoals Sophocles, Euripides en Seneca.
- Uitgelicht uitgebreid toneelwerk, met gedetailleerde sets, kostuums en rekwisieten.
- Gekenmerkt door een focus op retoriek en taal, met behulp van poëtische verzen en verhoogde spraak.
- Gebruikte verschillende dramatische technieken zoals monologen, terzijdes en refreinen.
- Vaak onderzochte universele menselijke thema's zoals liefde, eer, verraad en het conflict tussen het lot en de vrije wil.
Modern drama:
- Verwijst naar toneelstukken geschreven vanaf het einde van de 19e eeuw, beïnvloed door modernistische en hedendaagse stromingen.
- Meer aandacht voor realisme en sociaal commentaar, waarbij hedendaagse kwesties, maatschappelijke problemen en de menselijke conditie worden aangepakt.
- Meer experimenteel qua vorm, structuur en taal, vaak afwijkend van traditionele dramatische conventies.
- Maakt gebruik van een breed scala aan dramatische stijlen, waaronder realisme, naturalisme, absurdisme, expressionisme en surrealisme.
- Onderzoekt psychologische diepgang en het innerlijke leven van personages, waarbij hij zich verdiept in complexe emoties en motivaties.
- Vaak gekenmerkt door gefragmenteerde plots, niet-lineaire tijdlijnen en meerdere perspectieven.
- Moedigt introspectie, analyse en kritisch denken van het publiek aan over de sociale en politieke realiteit.