1. Lennox:
een. Negatieve beoordeling: Lennox uit negatieve gevoelens over het bewind van Macbeth. Hij merkt op dat het land onder het bewind van Macbeth in chaos en wanhoop is vervallen. De mensen lijden, en het ooit welvarende land is een plaats van angst en onzekerheid geworden.
b. Macbeths tirannie en schuldgevoel: Lennox benadrukt het tirannieke gedrag van Macbeth en het schuldgevoel dat zwaar op hem drukt. Hij noemt Macbeths ‘zware arbeid’ en hoe de kroon die hij verlangde hem niets anders dan ellende en spijt bracht. Lennox erkent dat de acties van Macbeth hebben geleid tot de ondergang van zowel hemzelf als het koninkrijk.
2. Heer:
een. Positieve beoordeling: Aanvankelijk lijkt de heer terughoudender om Macbeth openlijk te bekritiseren. Hij erkent de moeilijkheden waarmee het land wordt geconfronteerd, maar toont ook enige loyaliteit aan de koning. Hij suggereert dat de problemen tijdelijk kunnen zijn en op tijd kunnen worden opgelost.
b. Invloed van Malcolm en Macduff: Naarmate het stuk vordert en de waarheid over de misdaden van Macbeth wordt onthuld, verandert de beoordeling van de heer echter. Hij wordt kritischer over Macbeth en steunt de pogingen van Malcolm en Macduff om de tiran omver te werpen. Hij erkent het belang van het herstellen van de orde en gerechtigheid in het koninkrijk.
Over het geheel genomen is Lennox openhartiger in zijn negatieve beoordeling van Macbeths heerschappij, terwijl de heer aanvankelijk enige loyaliteit toont, maar uiteindelijk de noodzaak van verandering erkent. Hun verschillende perspectieven dragen bij aan de complexe weergave van het politieke en morele klimaat in Schotland onder het bewind van Macbeth.