Symboliek:
- Gebruikt symbolen en symbolische objecten om diepere betekenissen of ideeën weer te geven.
Voorbeelden:"The Wild Duck" van Henrik Ibsen en "A Dream Play" van August Strindberg
Allegorie:
- Presenteert personages en gebeurtenissen als metaforen om een morele of filosofische boodschap over te brengen.
Voorbeelden:"The Pilgrim's Progress" van John Bunyan en George Orwells "Animal Farm"
Absurdisme:
- Portretteert een wereld zonder betekenis en doel, vaak met onlogische verhaallijnen en dubbelzinnige dialogen.
Voorbeelden:'Waiting for Godot' van Samuel Beckett en 'The Bald Soprano' van Eugene Ionesco
Expressionisme:
- Richt zich op de subjectieve ervaring en innerlijke conflicten van de personages door middel van vervormde realiteit.
Voorbeelden:Bertolt Brechts "Mother Courage and Her Children" en Edward Albee's "The Zoo Story"
Magisch realisme:
- Combineert realistische en fantastische elementen, waarbij het normale en het buitengewone samenkomen.
Voorbeelden:'Honderd jaar eenzaamheid' van Gabriel Garcia Marquez en 'Het huis van de geesten' van Isabel Allende
Niet-realistisch drama probeert vaak emotionele reacties op te roepen en het publiek kansen te bieden om na te denken over complexe menselijke omstandigheden, maatschappelijke kwesties, existentiële dilemma's en universele waarheden. Het verkent de grenzen van theatrale representatie en verlegt de grenzen van conventionele narratieve structuren en theatrale technieken.