1. Moed :Macbeths moed is duidelijk vanaf het begin van het stuk, terwijl hij zijn troepen naar de overwinning leidt tegen de rebellen. Zijn aanvankelijke overwinningen voeden echter ook zijn ambitie en arrogantie, wat leidt tot het verlangen naar nog meer macht.
2. Ambitie :De ambitie van Macbeth is uiteindelijk zijn ondergang. Zijn verlangen naar macht en koningschap leidde tot zijn manipulatie door de heksen en Lady Macbeth. Zijn meedogenloze jacht op de kroon drijft hem tot steeds verraderlijkere daden, met als hoogtepunt zijn koningsmoord.
3. Leiderschap :Macbeths leiderschapskwaliteiten trekken loyaliteit en respect aan van zijn medesoldaten. Zijn ambitie verandert zijn ondergeschikten echter in pionnen in zijn zoektocht naar macht, wat resulteert in de erosie van vertrouwen en loyaliteit binnen zijn gelederen.
De positieve eigenschappen van Macbeth dragen paradoxaal genoeg bij aan de tragische uitkomst van het stuk. aanvankelijk bewonderenswaardige eigenschappen worden verwrongen en gecorrumpeerd door de verleidelijke aard van macht. Terwijl hij bezwijkt voor zijn duistere impulsen, worden de positieve eigenschappen van Macbeth zijn ergste vijanden, waardoor hij onvermijdelijk ten onder gaat.