1. Hamartia (fatale fout): De fatale fout van Proctor ligt in zijn trots, koppigheid en verlangen om zijn reputatie en sociale status hoog te houden. Hij weigert aanvankelijk zijn affaire te bekennen, zelfs als zijn leven op het spel staat, vanwege zijn trots en angst om publiekelijk te schande te worden gemaakt.
2. Catharsis: Tragische helden ondergaan vaak een moment van diepgaande emotionele zuivering en zelfbewustzijn. In het geval van Proctor vindt deze catharsis plaats tijdens zijn laatste gesprekken met Elizabeth en Hale. Hij onderkent en erkent de fouten die hij heeft gemaakt en de gevolgen van zijn daden.
3. Omkering van het fortuin: Het leven van John Proctor neemt een tragische wending wanneer hij uiteindelijk wordt gearresteerd, berecht en ter dood veroordeeld wegens hekserij. Deze omkering van zijn omstandigheden duidt op de tragische gevolgen van zijn beslissingen en de tragische aard van zijn ondergang.
4. Overmoed: Proctor wordt gedreven door zijn verlangen om zijn naam te zuiveren en zijn sociale status terug te winnen, maar uiteindelijk weerhoudt zijn trots hem ervan een cruciaal compromis te sluiten en de verontschuldiging van Abigail te aanvaarden.
5. Lijden en erkenning: Proctor ervaart intens lijden terwijl hij wordt geconfronteerd met het vooruitzicht van zijn executie. Op zijn laatste momenten komt hij echter tot een diepgaande erkenning van zijn fouten en tekortkomingen. Dit zelfbewustzijn verheft hem boven zijn vroegere trots en koppigheid.
Hoewel de reis van John Proctor niet culmineert in verlossing of een positief resultaat, belichaamt zijn karakter veel van de essentiële eigenschappen en kwaliteiten die geassocieerd worden met tragische helden. Zijn worsteling, innerlijke conflict en uiteindelijke ondergang wekken bij het publiek een gevoel van medelijden, angst en catharsis op, waardoor veel essentiële elementen van het tragische heldenarchetype worden vervuld.