1. Ambitie en afgunst: Cassius wordt afgeschilderd als een ambitieus en jaloers persoon die een hekel heeft aan de machtsstijging van Caesar. Shakespeare suggereert dat ambitie en afgunst mensen ertoe kunnen aanzetten verraderlijke daden te begaan en samen te zweren tegen degenen die succes hebben geboekt.
2. Jaloezie en wrok: Cassius 'afgunst op Caesar leidt tot zijn wrok jegens hem. Shakespeare onderzoekt de destructieve effecten van jaloezie en wrok en laat zien hoe deze emoties een persoon kunnen verteren en ertoe kunnen leiden dat hij irrationeel handelt.
3. Manipulatie en bedrog: Cassius is bedreven in het manipuleren en misleiden van anderen om zijn doelen te bereiken. Shakespeare benadrukt de gevaren van manipulatie en bedrog en laat zien hoe deze het vertrouwen kunnen uithollen en tot moreel verval binnen de samenleving kunnen leiden.
4. De corrumperende invloed van macht: Cassius' verlangen naar macht zorgt ervoor dat hij corrupt raakt en bereid is alles te doen wat nodig is om zijn ambities te verwezenlijken. Shakespeare suggereert dat het nastreven van macht een corrumperende invloed kan hebben op individuen en de samenleving als geheel.
5. De kwetsbaarheid van menselijke relaties: Cassius 'relatie met Brutus, die begint met wederzijds respect en bewondering, verslechtert uiteindelijk als gevolg van verschillen in waarden en tegenstrijdige doelen. Shakespeare onderzoekt de kwetsbaarheid van menselijke relaties en hoe deze op de proef kunnen worden gesteld door externe druk.
6. De strijd om controle en dominantie: Cassius 'verlangen om anderen te controleren en te domineren is een terugkerend thema in het stuk. Shakespeare suggereert dat de strijd om controle en dominantie kan leiden tot conflicten, geweld en de erosie van de sociale orde.