1. Vergelijking: een vergelijking tussen twee ongelijke dingen waarbij 'like' of 'as' wordt gebruikt.
Voorbeeld:"Hij stond daar, roerloos als een standbeeld."
2. Metafoor: een impliciete vergelijking tussen twee verschillende dingen die eigenlijk iets gemeen hebben.
Voorbeeld:"Ze was een zonnestraal in zijn donkere leven."
3. Personificatie: het toekennen van menselijke eigenschappen aan een dier, object of idee.
Voorbeeld:"De wind fluisterde door de bomen."
4. Alliteratie: de herhaling van hetzelfde beginmedeklinkergeluid in een reeks woorden.
Voorbeeld:"De zachte bries blies door de takken."
5. Assonantie: de herhaling van dezelfde klinker in een reeks woorden.
Voorbeeld:"De regen viel meedogenloos."
6. Consonantie: de herhaling van hetzelfde medeklinkergeluid in een reeks woorden.
Voorbeeld:"De kat kroop voorzichtig door de kieren."
7. Hyperbool: een overdrijving voor nadruk of humor.
Voorbeeld:"Hij had zo'n honger dat hij een paard kon opeten."
8. understatement: een opzettelijk understatement voor nadruk of humor.
Voorbeeld:"Het was een beetje koud daar." (verwijzend naar een sneeuwstorm)
9. Eufemisme: een milde of indirecte uitdrukking die wordt gebruikt in plaats van een meer directe of aanstootgevende uitdrukking.
Voorbeeld:"Hij overleed" (in plaats van "gestorven")
10. Oxymoron: een stijlfiguur die twee ogenschijnlijk tegenstrijdige termen naast elkaar plaatst.
Voorbeeld:"De oorverdovende stilte vulde de kamer."