Eerst en vooral is het duidelijk dat Shakespeare een zeer bekwaam vakman was die erg trots was op zijn werk. Hij was een meester in taal en had een diep begrip van de menselijke natuur, waardoor hij complexe en geloofwaardige karakters en verhalen kon creëren. Hij had ook een scherp oog voor detail en deed vaak zijn uiterste best om ervoor te zorgen dat zijn toneelstukken accuraat en historisch correct waren.
Tegelijkertijd was Shakespeare ook een held, en hij was zich ervan bewust dat zijn toneelstukken succesvol moesten zijn om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Dit betekende dat hij een beroep moest doen op de smaak van zijn publiek, wat soms tot compromissen op het vlak van de artistieke integriteit kon leiden. Hij verwerkte bijvoorbeeld vaak schunnige grappen en slapstick-komedie in zijn toneelstukken om de grondbewoners aan te spreken, ook al vond hij deze elementen persoonlijk misschien niet bijzonder humoristisch.
Daarnaast was Shakespeare ook een product van zijn tijd en werden zijn opvattingen over bepaalde onderwerpen gevormd door de sociale en politieke context waarin hij leefde. Hij was bijvoorbeeld een fervent voorstander van de monarchie en schilderde koningen en koninginnen vaak in een positief daglicht. Hij was zich echter ook scherp bewust van de onrechtvaardigheden en ongelijkheden van de Elizabethaanse sociale hiërarchie, en soms gebruikte hij zijn toneelstukken om deze kwesties te bekritiseren.
Over het geheel genomen was Shakespeare's houding ten opzichte van zijn toneelstukken complex en genuanceerd, die zijn status als zowel een zeer bekwame kunstenaar als een slimme zakenman weerspiegelde. Hij was erg trots op zijn werk en streefde er altijd naar om zijn vak te verbeteren, maar hij was zich ook bewust van de noodzaak om zijn publiek aan te spreken om de kost te verdienen. Als gevolg hiervan zijn zijn toneelstukken een rijk en complex tapijtwerk dat het volledige scala van menselijke ervaringen weerspiegelt.