In de westerse wereld werden vrouwen tot de 17e eeuw grotendeels uitgesloten van het theater. Dit was te wijten aan een combinatie van factoren, waaronder sociale en religieuze overtuigingen. In veel culturen werden vrouwen gezien als inferieur aan mannen en daarom ongeschikt om op het podium op te treden. Bovendien werd het theater vaak gezien als een plaats van losbandigheid en immoraliteit, die als ongeschikt werd beschouwd voor vrouwen.
In de 17e eeuw begonnen vrouwen echter hun intrede te doen in het theater. Dit was grotendeels te danken aan de invloed van de Italiaanse Renaissance, die een nieuwe waardering voor de kunsten en een meer liberale houding ten opzichte van vrouwen met zich meebracht. In 1660 werd de Engelse actrice Margaret Hughes de eerste vrouw die een hoofdrol speelde op het Engelse toneel. Dit markeerde een keerpunt in de geschiedenis van vrouwen in het theater, en in de daaropvolgende decennia begonnen vrouwen in steeds meer rollen te verschijnen.
In de 18e eeuw speelden vrouwen een belangrijke rol in het theater. Ze speelden niet alleen hoofdrollen, maar schreven ook toneelstukken en leidden theaters. In de 19e eeuw bleven vrouwen vooruitgang boeken in het theater, en tegen het begin van de 20e eeuw hadden ze volledige gelijkheid met mannen bereikt.