Je weet het — Ik vertel/ik tel
Tú cuentas - jij vertelt / jij telt
Él/Ella cuenta — hij/zij vertelt/telt
Nosotros contamos – wij vertellen/wij tellen
Vosotros contáis — jij (meervoud) vertelt/jij (meervoud) telt
Ellos/Ellas cuentan – ze vertellen/ze tellen
Onvolmaakt
Je contaba — Ik was aan het vertellen/telden
Je contabas – je was aan het vertellen/telden
Él/Ella contaba — hij/zij was aan het vertellen/telden
Nosotros contábamos – we waren aan het vertellen/telden
Vosotros contabais — jij (meervoud) was aan het vertellen/telden
Ellos/Ellas contaban – ze waren aan het vertellen/telden
Toekomst
Je spreekt tegen – Ik zal het vertellen/ik zal tellen
Je contarás – jij zult het vertellen/je zult tellen
Él/Ella contará — hij/zij zal vertellen/zullen tellen
Nosotros contaremos – we zullen het vertellen/we zullen tellen
Vosotros contaréis — jij (meervoud) zal het vertellen/jij (meervoud) zal tellen
Ellos/Ellas contarán – ze zullen het vertellen/ze zullen tellen
Voorwaardelijk
Je contaría – Ik zou het vertellen/ik zou tellen
Je contarías – je zou het vertellen/je zou tellen
Él/Ella contaría – hij/zij zou het vertellen/ tellen
Nosotros contaríamos – we zouden het vertellen/we zouden tellen
Vosotros contaríais — jij (meervoud) zou vertellen/je (meervoud) zou tellen
Ellos/Ellas contarían – ze zouden het vertellen/ze zouden tellen
Aanvoegende wijs
Je weet – dat ik vertel/dat ik tel
Tú cuentes – dat je vertelt/dat je telt
Él/Ella cuente — dat hij/zij vertelt/dat hij/zij telt
Nieuwe contemos – dat we vertellen/dat we tellen
Vosotros contéis — dat je (meervoud) vertelt/dat je (meervoud) telt
Ellos/Ellas cuenten – dat ze vertellen/dat ze tellen
Verplicht
Cuenta - vertel/tel (informeel, enkelvoud)
Cuente - vertel/tel (formeel, enkelvoud)
Vervolg - vertel/tel (informeel, meervoud)
Cuenten - vertel/tel (formeel, meervoud)