- Het ribosoom bindt aan het mRNA bij het startcodon (meestal AUG).
- Een tRNA-molecuul dat het aminozuur methionine (Met) draagt, bindt zich aan het startcodon.
2. Verlenging:
- Het ribosoom beweegt langs het mRNA in een richting van 5' naar 3'.
- Elk nieuw codon op het mRNA codeert voor een specifiek aminozuur.
- Een tRNA-molecuul dat het overeenkomstige aminozuur draagt, bindt aan het codon.
- Het aminozuur wordt overgebracht van het tRNA naar de groeiende polypeptideketen.
- Het tRNA komt vrij uit het ribosoom.
3. Beëindiging:
- Het ribosoom bereikt een stopcodon (UAA, UAG of UGA) op het mRNA.
- Er is geen tRNA-molecuul dat een stopcodon herkent.
- Een releasefactor bindt aan het stopcodon.
- De polypeptideketen wordt losgemaakt van het tRNA.
- Het ribosoom dissocieert van het mRNA.