Arts >> Kunst en amusement >  >> theater >> monologen

Wat zijn de 20 beeldspraak en 10 voorbeelden?

1. Vergelijkbaar: Een vergelijking tussen twee ongelijke dingen waarbij de woorden 'like' of 'as' worden gebruikt.

* Voorbeeld:"Ze was zo blij als een schelpdier."

2. Metafoor: Een vergelijking tussen twee ongelijke dingen zonder de woorden 'like' of 'as' te gebruiken.

* Voorbeeld:"Tijd is een rivier."

3. Personificatie: Het geven van menselijke eigenschappen aan een dier, object of idee.

* Voorbeeld:"De wind fluisterde door de bomen."

4. Alliteratie: De herhaling van hetzelfde beginmedeklinkergeluid in een reeks woorden.

* Voorbeeld:"Peter Piper plukte een stukje ingelegde paprika."

5. Assonantie: De herhaling van dezelfde klinker in een reeks woorden.

* Voorbeeld:"De kat zat op de mat."

6. Consonantie: De herhaling van hetzelfde medeklinkergeluid in een reeks woorden.

* Voorbeeld:"De hond heeft een gat in de grond gegraven."

7. Onomatopee: Het gebruik van woorden die geluiden imiteren.

* Voorbeeld:"Het gezoem van de bij vulde de lucht."

8. Hyperbool: Een overdrijving om de nadruk te leggen.

* Voorbeeld:"Ik heb zo'n honger dat ik een paard zou kunnen opeten."

9. Understatement: Een bewust understatement voor de nadruk.

* Voorbeeld:"Het was een beetje koud buiten."

10. Ironie: Het gebruik van woorden om iets anders uit te drukken dan wat er feitelijk bedoeld wordt.

* Voorbeeld:"Ik vind het leuk als mijn baas zegt dat ik het geweldig doe."

11. Oxymoron: Een combinatie van twee tegenstrijdige woorden die een nieuwe betekenis oplevert.

* Voorbeeld:"jumbogarnalen"

12. Paradox: Een verklaring die tegenstrijdig lijkt, maar toch een kern van waarheid kan bevatten.

* Voorbeeld:"Hoe meer u geeft, hoe meer u ontvangt."

13. Chiasmus: Een omkering van de grammaticale structuur in een parallelle constructie.

* Voorbeeld:"Vraag niet wat uw land voor u kan doen; vraag wat u voor uw land kunt doen."

14. Retorische vraag: Een vraag die om effect wordt gesteld en geen antwoord vereist.

* Voorbeeld:"Waarom ik?"

15. Eufemisme: Een mild of indirect woord of zinsnede die wordt gebruikt ter vervanging van een hard of onaangenaam woord.

* Voorbeeld:"overleden" in plaats van "gestorven"

16. Dysfemisme: Een hard of onaangenaam woord of zinsnede die wordt gebruikt ter vervanging van een milde of indirecte.

* Voorbeeld:"stinkend rijk" in plaats van "rijk"

17. Metonymie: Het gebruik van een woord dat nauw verbonden is met iets anders om dat ding te vertegenwoordigen.

* Voorbeeld:"Het Witte Huis" in plaats van "de president van de Verenigde Staten"

18. Synecdoche: Het gebruik van een deel van iets om het geheel weer te geven.

* Voorbeeld:"Alle hens aan dek!"

19. Antonomasie: Het gebruik van een eigennaam om naar een klasse of type ding te verwijzen.

* Voorbeeld:'The Big Apple' in plaats van 'New York City'

20. Litotes: Een understatement dat wordt bereikt door een dubbele ontkenning te gebruiken.

* Voorbeeld:"Niet slecht" in plaats van "goed"

monologen

Verwante categorieën