* Voorbeeld:"Ze was zo blij als een schelpdier."
2. Metafoor: Een vergelijking tussen twee ongelijke dingen zonder de woorden 'like' of 'as' te gebruiken.
* Voorbeeld:"Tijd is een rivier."
3. Personificatie: Het geven van menselijke eigenschappen aan een dier, object of idee.
* Voorbeeld:"De wind fluisterde door de bomen."
4. Alliteratie: De herhaling van hetzelfde beginmedeklinkergeluid in een reeks woorden.
* Voorbeeld:"Peter Piper plukte een stukje ingelegde paprika."
5. Assonantie: De herhaling van dezelfde klinker in een reeks woorden.
* Voorbeeld:"De kat zat op de mat."
6. Consonantie: De herhaling van hetzelfde medeklinkergeluid in een reeks woorden.
* Voorbeeld:"De hond heeft een gat in de grond gegraven."
7. Onomatopee: Het gebruik van woorden die geluiden imiteren.
* Voorbeeld:"Het gezoem van de bij vulde de lucht."
8. Hyperbool: Een overdrijving om de nadruk te leggen.
* Voorbeeld:"Ik heb zo'n honger dat ik een paard zou kunnen opeten."
9. Understatement: Een bewust understatement voor de nadruk.
* Voorbeeld:"Het was een beetje koud buiten."
10. Ironie: Het gebruik van woorden om iets anders uit te drukken dan wat er feitelijk bedoeld wordt.
* Voorbeeld:"Ik vind het leuk als mijn baas zegt dat ik het geweldig doe."
11. Oxymoron: Een combinatie van twee tegenstrijdige woorden die een nieuwe betekenis oplevert.
* Voorbeeld:"jumbogarnalen"
12. Paradox: Een verklaring die tegenstrijdig lijkt, maar toch een kern van waarheid kan bevatten.
* Voorbeeld:"Hoe meer u geeft, hoe meer u ontvangt."
13. Chiasmus: Een omkering van de grammaticale structuur in een parallelle constructie.
* Voorbeeld:"Vraag niet wat uw land voor u kan doen; vraag wat u voor uw land kunt doen."
14. Retorische vraag: Een vraag die om effect wordt gesteld en geen antwoord vereist.
* Voorbeeld:"Waarom ik?"
15. Eufemisme: Een mild of indirect woord of zinsnede die wordt gebruikt ter vervanging van een hard of onaangenaam woord.
* Voorbeeld:"overleden" in plaats van "gestorven"
16. Dysfemisme: Een hard of onaangenaam woord of zinsnede die wordt gebruikt ter vervanging van een milde of indirecte.
* Voorbeeld:"stinkend rijk" in plaats van "rijk"
17. Metonymie: Het gebruik van een woord dat nauw verbonden is met iets anders om dat ding te vertegenwoordigen.
* Voorbeeld:"Het Witte Huis" in plaats van "de president van de Verenigde Staten"
18. Synecdoche: Het gebruik van een deel van iets om het geheel weer te geven.
* Voorbeeld:"Alle hens aan dek!"
19. Antonomasie: Het gebruik van een eigennaam om naar een klasse of type ding te verwijzen.
* Voorbeeld:'The Big Apple' in plaats van 'New York City'
20. Litotes: Een understatement dat wordt bereikt door een dubbele ontkenning te gebruiken.
* Voorbeeld:"Niet slecht" in plaats van "goed"