1. "Ik heb een slecht voorspellende ziel." (Act 1, Scène 4)
- Romeo drukt een gevoel van onbehagen en dreigend ongeluk uit. Hij lijkt een intuïtie te hebben dat er iets mis kan gaan.
2. "Mijn geest twijfelt aan een of andere consequentie, maar hangt toch in de sterren." (Act 1, Scène 4)
- Romeo's intuïtie suggereert dat er een negatieve consequentie op de loer ligt in de toekomst, alsof deze wordt beheerst door het lot of hemelse krachten.
3. "Maar Hij, die mijn koers bepaalt,/richt mijn zeil!" (Act 1, Scène 4)
- Op dit gebedachtige moment geeft Romeo zich over aan de leiding van een externe kracht, op zoek naar goddelijke bescherming en leiding voor zijn reis.
4. "Ik vrees, te vroeg:want mijn geest twijfelt/Een gevolg dat toch in de sterren hangt/Zal zijn angstige date bitter beginnen/Met de revels van deze nacht..." (Act 1, Scène 4)
- Deze monoloog benadrukt Romeo's bezorgdheid en angst. Hij maakt zich zorgen dat zijn angst terecht is en beschouwt de bijeenkomst als het begin van een reeks ongelukkige gebeurtenissen.
5. "Ik droomde dat mijn dame kwam en me dood aantrof" (Act 1, Scène 4)
- Romeo deelt een verontrustende droom met zijn vriend Mercutio, waarin Juliet hem dood aantreft. Hoewel dromen in de toneelstukken van Shakespeare vaak een symbolische betekenis hebben, voorspelt deze droom een tragische uitkomst voor Romeo.
Deze uitingen van onheilspellende voorgevoelens voorafschaduwen de toekomstige tragische gebeurtenissen die zich in het verhaal ontvouwen en een gevoel van emotionele spanning en onzekerheid in het stuk creëren.