Het structuralisme is invloedrijk geweest op verschillende gebieden, waaronder antropologie, taalkunde, sociologie, psychologie en literatuurtheorie. In de antropologie benadrukt het structuralisme de relatie tussen sociale structuren en culturele praktijken. In de taalkunde richt het structuralisme zich op de relatie tussen de klanken, woorden en grammatica van een taal. In de sociologie benadrukt het structuralisme de relatie tussen sociale instituties, zoals het gezin, de economie en de staat. In de psychologie benadrukt het structuralisme de relatie tussen de geest en de buitenwereld. In de literatuurtheorie benadrukt het structuralisme de relatie tussen de structuur van een tekst en de betekenis ervan.
Een van de sleutelconcepten in het structuralisme zijn binaire opposities . Binaire opposities zijn paren termen die een tegengestelde betekenis hebben, zoals mannelijk en vrouwelijk, zwart en wit, of natuur en cultuur. Structuralisten beweren dat deze binaire tegenstellingen fundamenteel zijn voor het menselijk denken en de menselijke cultuur, en dat ze vorm geven aan de manier waarop we de wereld waarnemen en ervaren.
Het structuralisme is bekritiseerd omdat het te deterministisch is en de rol van individuele actoren negeert. Het structuralisme wordt echter ook geprezen om zijn inzichten in de relatie tussen menselijk gedrag en cultuur. Het structuralisme is bijzonder invloedrijk geweest in de ontwikkeling van het poststructuralisme en andere kritische theorieën.
Hier zijn enkele voorbeelden van structuralisme in actie:
* In de antropologie hebben structuralisten de relatie tussen verwantschapssystemen en sociale organisatie bestudeerd. De antropoloog Claude Lévi-Strauss betoogde bijvoorbeeld dat verwantschapssystemen gebaseerd zijn op een reeks binaire tegenstellingen, zoals man en vrouw, ouder en jonger, en dichtbij en ver weg.
* In de taalkunde hebben structuralisten de relatie tussen de klanken, woorden en grammatica van een taal bestudeerd. De taalkundige Ferdinand de Saussure betoogde bijvoorbeeld dat taal een systeem van tekens is, en dat de betekenis van een teken wordt bepaald door de relatie ervan met andere tekens in het systeem.
* In de sociologie hebben structuralisten de relatie tussen sociale instituties, zoals het gezin, de economie en de staat, bestudeerd. De socioloog Émile Durkheim betoogde bijvoorbeeld dat sociale instituties gebaseerd zijn op een reeks gedeelde waarden en overtuigingen, en dat deze waarden en overtuigingen vormgeven aan de manier waarop mensen met elkaar omgaan.
* In de psychologie hebben structuralisten de relatie tussen de geest en de buitenwereld bestudeerd. De psycholoog Jean Piaget betoogde bijvoorbeeld dat de geest een reeks structuren is die zich in de loop van de tijd ontwikkelen, en dat deze structuren vorm geven aan de manier waarop we de wereld waarnemen en ervaren.
* In de literatuurtheorie hebben structuralisten de relatie tussen de structuur van een tekst en de betekenis ervan bestudeerd. De literatuurtheoreticus Roland Barthes betoogde bijvoorbeeld dat de betekenis van een tekst niet vaststaat, maar eerder wordt bepaald door de interpretatie van de tekst door de lezer.