Hier is de monoloog, gehouden door Bottom in het bos buiten Athene:
Ik heb een zeer zeldzaam visioen gehad. Ik heb een droom gehad die het menselijk verstand te boven ging om te zeggen welke droom het was. De mens is slechts een ezel als hij deze droom wil uiteenzetten. Ik dacht dat ik dat was - er is geen mens die kan vertellen wat. Ik dacht dat ik dat was, en ik dacht dat ik dat ook had gedaan, maar de mens is slechts een verknipte dwaas als hij wil zeggen wat ik dacht dat ik had. Het oog van de mens heeft niet gehoord, het oor van de mens heeft niet gezien, de hand van de mens kan niet proeven, zijn tong kan niet bevatten, noch zijn hart kan vertellen wat mijn droom was. Ik zal Peter Quince een ballad over deze droom laten schrijven. Het zal 'Bottom's Dream' worden genoemd, omdat het geen bodem heeft; en ik zal het zingen in het laatste deel van een toneelstuk voor de hertog. Om het nog genadiger te maken, zal ik het misschien bij haar dood zingen.
Het grappige aan deze monoloog is het totale gebrek aan zelfbewustzijn van Bottom. Hij is ervan overtuigd dat hij een diepgaande en betekenisvolle droom heeft gehad, maar in werkelijkheid was zijn droom niets meer dan een wirwar van onzin. Zijn volharding dat niemand zijn droom kan begrijpen is ook komisch, aangezien het duidelijk is dat hij deze zelf niet begrijpt. De monoloog van Bottom is een klassiek voorbeeld van Shakespeares vermogen om humor te creëren door middel van karakterisering.