1. Leeg vers :Shakespeare schreef voornamelijk in jambische pentameter, een ritmisch patroon van tien lettergrepen per regel. Door het ritme te variëren of ‘spondees’ (twee beklemtoonde lettergrepen samen) te gebruiken, kon hij specifieke woorden of zinsneden benadrukken.
2. Herhaling :Het herhalen van bepaalde woorden, zinsneden of ideeën trekt de aandacht van het publiek en creëert nadruk.
3. Parallelisme :Het gebruik van soortgelijke grammaticale structuren of formuleringen in opeenvolgende regels vergroot het belang van de overgebrachte ideeën.
4. Contrasten en nevenschikkingen :Het plaatsen van contrasterende elementen of ideeën naast elkaar kan een scherpe focus creëren en de betekenis van het verschil benadrukken.
5. Rijm :Shakespeare gebruikte af en toe rijmende coupletten om het einde van een scène te markeren, belangrijke momenten te benadrukken of een aparte toon te creëren.
6. Figuratief taalgebruik :Apparaten zoals vergelijkingen, metaforen, personificatie en alliteratie kunnen de aandacht vestigen op specifieke regels en betekenislagen toevoegen.
7. Enjambement :Door zinnen over meerdere regels te laten lopen zonder interpunctie, ontstaat een gevoel van continuïteit en kunnen bepaalde zinsdelen meer gewicht krijgen.
8. Terzijde en monologen :Personages die rechtstreeks tot het publiek spreken of hun innerlijke gedachten uiten, zorgen voor momenten van reflectie en openbaring, waarbij het belang van die regels wordt benadrukt.
9. Retorische vragen :Vragen stellen zonder onmiddellijke antwoorden te verwachten, kan tot diepere contemplatie leiden en belangrijke thema's benadrukken.
10. Profetie en voorspellingen :Lijnen die toekomstige gebeurtenissen voorspellen of belangrijke voorspellingen doen, hebben een gevoel van groter belang en blijken vaak cruciaal in het stuk.
11. Climax en keerpunten :Sleutelmomenten in de plot, zoals climaxconfrontaties of omkeringen van fortuin, worden benadrukt door krachtig taalgebruik en dramatische actie.
12. Symboliek en beeldspraak :Symbolische objecten of levendige beelden kunnen de aandacht vestigen op specifieke lijnen en betekenislagen toevoegen.
13. Podiumkunst en prestaties :Shakespeare's toneelstukken waren bedoeld om te worden uitgevoerd, en hij maakte lijnen met toneelkunst in gedachten, waarbij rekening werd gehouden met factoren als gebaren, gezichtsuitdrukkingen en positionering om de impact van bepaalde lijnen te vergroten.
14. Toespelingen en citaten :Verwijzen naar historische gebeurtenissen, literatuur of mythologie kan gewicht en betekenis toevoegen aan bepaalde regels.
15. Karakterontwikkeling :Shakespeare gebruikte vaak cruciale momenten in de reizen van personages om betekenisvolle en impactvolle regels te leveren.
Door deze technieken strategisch in te zetten, creëerde Shakespeare lijnen die diep resoneerden met het publiek en de algemene betekenis en impact van zijn toneelstukken bepaalden.