Tonic:
De tonica is de meest stabiele noot in een toonladder en dient als tooncentrum. Het is de noot die de toonsoort zijn naam geeft, en het is de noot waar alle andere noten in de toonladder betrekking op hebben. De tonica is doorgaans de eerste noot van de toonladder en wordt vaak gebruikt om een muzikale frase of sectie te beginnen en eindigen.
Dominant:
De dominante is de vijfde noot van de toonladder, en na de tonica de belangrijkste noot. Het creëert een sterk gevoel van spanning en vastberadenheid wanneer het in relatie tot de tonica wordt gespeeld. De dominant wordt vaak gebruikt in cadensen, dit zijn muzikale frasen die het einde van een sectie of stuk aangeven.
Wanneer naar letters wordt verwezen als tonisch of dominant, betekent dit dat de noot die door die letter wordt weergegeven, functioneert als tonicum of dominant binnen een bepaalde toonladder of toonsoort. In de toonsoort C majeur is de noot "C" bijvoorbeeld de tonica, en de noot "G" de dominante.
Het begrijpen van de functies van tonische en dominante noten is essentieel voor muziektheorie en -analyse. Ze vormen de basis voor tonale harmonie, melodie en akkoordprogressies, en spelen een cruciale rol bij het creëren van een gevoel van muzikale structuur en spanning.