De personages zijn de mensen (of soms dieren) die in het stuk voorkomen. Ze kunnen reëel of fictief zijn, en ze kunnen gebaseerd zijn op historische figuren of gebeurtenissen. De personages bepalen de plot van het stuk en bieden het publiek een manier om verbinding te maken met het verhaal.
Plot
De plot is de opeenvolging van gebeurtenissen waaruit het stuk bestaat. Het is gewoonlijk verdeeld in drie delen:de expositie, de stijgende actie en de dalende actie. De expositie introduceert de personages en de setting van het stuk, en de stijgende actie bouwt het conflict en de spanning op. De vallende actie leidt tot de oplossing van het conflict, of de climax, van het stuk.
Instelling
De setting is de tijd en plaats waar het stuk plaatsvindt. Het kan een echte of fictieve locatie zijn, en het kan specifiek of algemeen zijn. De setting kan helpen de sfeer en sfeer van het stuk te creëren, en kan ook worden gebruikt om gebeurtenissen in het stuk te symboliseren of vooraf te voorspellen.
Dialoog
De dialoog is het gesprek tussen de personages in het stuk. Het is wat de personages tegen elkaar zeggen, en het is hoe ze hun gedachten en gevoelens uiten. De dialoog is essentieel voor het stuk omdat het helpt om de plot vooruit te helpen, de personages te ontwikkelen en de sfeer van het stuk te creëren.
Thema
Het thema van een toneelstuk is het hoofdidee of de boodschap ervan. Het komt vaak tot uiting in de personages, het plot, de setting en de dialoog van het stuk. Het thema kan van alles zijn, van een eenvoudige morele les tot een complexe verkenning van de menselijke natuur.