* Ondeugend en rebels. Fielding was een beetje een onruststoker op school, en hij kreeg vaak ruzie. Hij heeft ook gezegd dat hij een beetje een grappenmaker was.
* Intelligent en nieuwsgierig. Fielding was een heel slim kind en hij wilde altijd nieuwe dingen leren. Hij was ook erg nieuwsgierig naar de wereld om hem heen.
* Gevoelig en emotioneel. Fielding was een heel gevoelig kind en hij voelde de dingen vaak heel diep. Hij was ook erg emotioneel en huilde vaak als hij van streek was.
* Grappig en charmant. Fielding was altijd een grappig en charmant kind, en hij kon mensen aan het lachen maken met zijn grappen en verhalen. Hij was ook erg sympathiek en maakte gemakkelijk vrienden.