1. Goddelijke wet:Antigone geloofde dat de ongeschreven wetten van de goden (goddelijke wet) belangrijker waren en gevolgd moesten worden boven de decreten van de menselijke koning (Creon). Ze voerde aan dat de wetten van de goden de behoorlijke begrafenis van haar broer Polynices eisten, ondanks Creons bevel dat hij onbegraven moest blijven.
2. Familieplicht:Antigone voelde een diep gevoel van familiale verplichting jegens haar broer Polynices. Ze geloofde dat het als zuster haar plicht was om hem een fatsoenlijke begrafenis te geven, ongeacht de gevolgen.
3. Rechtvaardigheid en moraliteit:Antigone beschouwde het decreet van Creon als onrechtvaardig en immoreel. Ze voerde aan dat iedereen een behoorlijke begrafenis verdient en dat het ontzeggen van dit fundamentele recht aan Polynices in strijd was met de principes van rechtvaardigheid en moraliteit.
4. Geweten en persoonlijk geloof:Antigone liet zich leiden door haar eigen geweten en persoonlijke overtuigingen. Ze geloofde dat het moreel juist was om het bevel van Creon te trotseren, zelfs als dat een straf betekende.
5. Loyaliteit en eer:Antigone toonde onwrikbare loyaliteit aan haar familie en haar eergevoel. Ze was bereid haar eigen leven en reputatie op te offeren om de eer en waardigheid van haar broer en de familienaam te beschermen.
Over het geheel genomen draaiden Antigone's redenen voor het negeren van bevelen om haar sterke geloof in de goddelijke wet, familiale plichten, haar eigen morele principes en haar toewijding aan gerechtigheid en eer.