2. Sociale status: Acteurs stonden niet hoog aangeschreven in de Elizabethaanse samenleving. Ze werden vaak gezien als vagebonden of schurken, en hun beroep werd als berucht beschouwd. Sommige acteurs slaagden er echter in roem en respect te verwerven, vooral degenen die optraden voor het koninklijk hof.
3. Reisorganisaties: De meeste acteurs tijdens de Renaissance waren lid van rondreizende gezelschappen. Deze gezelschappen reisden van stad naar stad en traden op in herbergen, gemeentehuizen en andere openbare ruimtes. Ze speelden vaak meerdere toneelstukken op één dag, en de acteurs moesten veelzijdig genoeg zijn om verschillende rollen te spelen.
4. Improvisatie: Van acteurs tijdens de Renaissance werd verwacht dat ze bekwame improvisatoren waren. Vaak moesten ze ter plekke een dialoog tot stand brengen, en soms moesten ze zelfs zingen, dansen of acrobatiek uitvoeren.
5. Theaterconventies: Het Elizabethaanse podium was een heel andere plaats dan het moderne theater. Er was geen gordijn en de acteurs traden op op een verhoogd platform dat werd omringd door het publiek. De decors waren minimaal en de acteurs moesten hun fantasie gebruiken om de illusie van verschillende locaties te creëren.
Ondanks de uitdagingen was acteren tijdens de Renaissance een levendig en opwindend beroep. Het was een tijd van grote innovatie en experimenten, en de acteurs die in deze periode werkten, hielpen bij het creëren van enkele van 's werelds meest duurzame theaterwerken.