1. Koor:
- Het refrein bestond uit een groep acteurs die gedurende het hele stuk commentaar en reacties leverden.
- Ze zongen, dansten en hadden soms interactie met de hoofdpersonen.
- Het refrein bracht vaak de gemeenschappelijke stem en emoties van de gemeenschap tot uitdrukking binnen de context van het stuk.
2. Maskers:
- Acteurs in het Griekse theater gebruikten maskers om verschillende karakters en emoties uit te beelden.
- Maskers brachten de identiteit, het geslacht, de sociale status en de emotionele toestand van het personage over.
- Ze maakten snelle karakterveranderingen en een verbeterde visuele representatie mogelijk.
3. Kostuums:
- Kostuums waren een integraal onderdeel van het vaststellen van de identiteit van personages en hun sociale status.
- Uitgebreide kostuums voegden visueel spektakel toe aan de uitvoeringen.
- Het gebruik van kleur, stof en versieringen hielp onderscheid te maken tussen karakters.
4. Mimetische dans:
- Griekse acteurs gebruikten gestileerde dansbewegingen om emoties uit te drukken, verhalen over te brengen en dramatische situaties te versterken.
- Mimetische dans zorgde voor een fysieke interpretatie van de tekst, waardoor de emotionele inhoud werd versterkt.
5. Muziek:
- Muziek was een essentieel element en zorgde vaak voor een emotionele sfeer en context.
- Instrumenten als de lier, fluit en aulos werden gebruikt voor begeleiding, sfeerbepaling en het intensiveren van dramatische momenten.
6. Verhalen vertellen en structuur:
- Het Griekse theater volgde een gestructureerd verhaal dat doorgaans in drie delen was verdeeld:protasis (inleiding), epitasis (opkomend conflict) en catastase (conclusie).
- In toneelstukken worden thema's onderzocht als het lot, gerechtigheid, goddelijke vergelding en de menselijke natuur.
7. Deus Ex Machina:
- Het gebruik van een ‘god uit de machine’ (deus ex machina) werd een conventie om conflicten op te lossen of goddelijke interventies te introduceren.
- Een kraanachtig apparaat liet een acteur die een godheid vertegenwoordigde op het podium zakken, wat symbool staat voor het goddelijke element dat complexe situaties oplost.
8. Landschappelijke elementen:
- In het Griekse theater werd vaak gebruik gemaakt van minimale decors.
- De skene, een gebouw aan de achterkant van het podium, diende als decor voor optredens en zorgde voor in- en uitgangen.
- Er waren ook ekkyklema (een rollend platform dat binnenscènes onthult) en periaktoi (draaiende prisma's die de achtergrond veranderen).
9. Tekentypen:
- In het Griekse theater waren verschillende typen karakters te zien, zoals de held, slechterik, wijze oudste, vertrouwelinge en jonge geliefden.
- Deze archetypische karakters kwamen tegemoet aan de verwachtingen van het publiek en vereenvoudigden het vertellen van verhalen.
10. Rol van het publiek:
- Grieks theater richtte zich op een groot publiek in amfitheaters in de open lucht, zoals het beroemde Theater van Dionysus in Athene.
- Reactie en deelname van het publiek waren cruciaal. Het Griekse woord 'theatron' betekent een plek om te kijken en weerspiegelt de essentiële rol van het publiek in het oude theater.
Deze technieken en conventies droegen bij aan de dynamische en krachtige theatrale ervaringen van het oude Griekenland, waardoor Grieks theater een fundamentele invloed kreeg op het westerse theater en de dramatische tradities.