1. Opkomst van de koopmansklasse: De Renaissance zag een aanzienlijke opkomst van de koopmansklasse, die over de middelen beschikte om de kunsten te ondersteunen en te betuttelen. Deze rijke kooplieden werden beschermheren van theatergezelschappen en gaven opdracht tot het schrijven en opvoeren van nieuwe toneelstukken.
2. Culturele uitwisseling: De Renaissance was een periode van culturele uitwisseling tussen verschillende delen van Europa. Dit leidde tot de circulatie van nieuwe ideeën, verhalen en artistieke invloeden, waardoor theaterproducties werden verrijkt en aantrekkelijker werden voor een divers publiek.
3. Interesse in klassieke literatuur: Tijdens de Renaissance was er een hernieuwde belangstelling voor de klassieke Griekse en Romeinse literatuur. Veel toneelstukken uit deze periodes werden aangepast en opgevoerd, waardoor het publiek kennis maakte met nieuwe vormen van drama en verteltechnieken.
4. Technologische vooruitgang: De Renaissance was getuige van verschillende technologische ontwikkelingen die theatervoorstellingen verbeterden. Deze omvatten verbeteringen in toneelmachines, verlichting en speciale effecten, waardoor de toneelstukken visueel aantrekkelijker en meeslepender werden.
5. Toegankelijkheid: In tegenstelling tot andere kunstvormen die geletterdheid of een bepaald opleidingsniveau vereisten, was theater toegankelijk voor mensen met verschillende achtergronden en geletterdheidsniveaus. Dit maakte het tot een populaire vorm van vermaak voor de massa.
6. Burgerfunctie: Theater speelde een belangrijke maatschappelijke functie in renaissancesteden. Het werd gezien als een manier om burgers te onderwijzen, te vermaken en te informeren over belangrijke sociale, politieke en religieuze kwesties. Toneelstukken weerspiegelden vaak de zorgen en ambities van de gemeenschap en dienden als middel voor sociaal commentaar.