De "drie kronen" die Rosalind aan Phoebe toeschrijft, symboliseren haar drievoudige aspecten als de maagdelijke jageres, de beschermer van de bevalling en de godin van de maan. Terwijl de maan zijn fasen doorloopt, kan hij worden gezien als een wassende, volle en afnemende maan, wat Shakespeare's gebruik van de term 'driemaal gekroond' zou kunnen hebben geïnspireerd.
Rosalinds beschrijving benadrukt de hemelse schoonheid van Phoebe, haar rol bij het begeleiden van nachtelijke activiteiten en haar associatie met kuisheid en maagdelijkheid. De zinsnede voegt poëtische diepte toe aan het stuk en roept de romantische en mysterieuze sfeer van maanlicht en de nachtelijke hemel op.