In Elizabethaans Engeland was het christendom de officiële religie, en de Bijbel werd algemeen aanvaard als de ultieme bron van waarheid. De Bijbel bevat veel verhalen over bovennatuurlijke gebeurtenissen, zoals de wonderen die Jezus Christus verrichtte en de visioenen die de profeten meemaakten. Als gevolg hiervan geloofden mensen in de tijd van Shakespeare eerder dat bovennatuurlijke dingen daadwerkelijk konden gebeuren.
Bovendien was het wetenschappelijke begrip van de natuurlijke wereld in de tijd van Shakespeare veel minder gevorderd dan nu. Mensen hadden geen duidelijk inzicht in hoe de wereld werkte, en het was waarschijnlijker dat ze vreemde of ongebruikelijke gebeurtenissen toeschreven aan bovennatuurlijke oorzaken. Een plotselinge storm kan bijvoorbeeld worden gezien als een teken van goddelijk ongenoegen, of men kan denken dat iemand die ziek is, bezeten is door een demon.
Als gevolg van deze factoren werden verhalen met bovennatuurlijke elementen in de tijd van Shakespeare algemeen aanvaard als onderdeel van de werkelijkheid. Ze werden niet gezien als fictief of ongeloofwaardig, maar eerder als authentieke verhalen over dingen die werkelijk zouden kunnen gebeuren. Dit komt tot uiting in de manier waarop Shakespeare bovennatuurlijke elementen gebruikt in zijn eigen toneelstukken. In werken als 'A Midsummer Night's Dream' en 'The Tempest' verwerkt Shakespeare feeën, heksen en andere bovennatuurlijke wezens in zijn verhalen zonder enig gevoel van ironie of ongeloof. Deze wezens maken eenvoudigweg deel uit van de wereld die Shakespeare creëert, en ze worden door de personages in de toneelstukken als echt aanvaard.
Tegenwoordig worden verhalen met bovennatuurlijke elementen vaak met meer scepsis bekeken. Dit is gedeeltelijk te danken aan de opkomst van het wetenschappelijk rationalisme, dat ertoe heeft geleid dat mensen het bestaan in twijfel trekken van alles dat niet door natuurlijke oorzaken kan worden verklaard. Bovendien heeft de toenemende secularisatie van de samenleving ervoor gezorgd dat mensen minder snel geloven in religieuze leringen die het bestaan van het bovennatuurlijke ondersteunen.
Als gevolg van deze factoren worden verhalen met bovennatuurlijke elementen tegenwoordig vaak als fictief of ongelooflijk beschouwd. Er kan van worden genoten vanwege hun amusementswaarde, maar algemeen wordt niet aangenomen dat ze waar zijn. Dit staat in contrast met de tijd van Shakespeare, toen bovennatuurlijke elementen werden gezien als een integraal onderdeel van de werkelijkheid.