*Solist versus orkest *:Zowel in het klassieke als het barokke concert is een solist aanwezig (of een kleine groep solisten) die optreden in tegenstelling tot het volledige orkest . De solist toont zijn virtuositeit en technische vaardigheden, terwijl het orkest voor begeleiding en ondersteuning zorgt.
*Drie-bewegingsstructuur *:Het klassieke concert volgt doorgaans een driedelige structuur :
Snel-langzaam-snel
Het eerste deel heeft typisch een levendig tempo, met een duidelijke sonate-allegro-vorm.
Het tweede deel is meestal langzamer en lyrisch en vormt een contrast met de buitenste delen.
Het derde deel is vaak een levendige dansachtige beweging, zoals een rondo of menuet.
Deze driedelige structuur was al vastgelegd in het barokconcert en werd in de klassieke periode nog steeds gebruikt.
*Harmonische structuur :Zowel klassieke als barokke concerten gebruiken tonale harmonie , met een duidelijk gevoel voor toonsoort en harmonische progressie. Het sologedeelte verkent vaak verschillende toonsoorten en modulaties, waarbij de beheersing van harmonie en muzikale expressie van de solist wordt getoond.
*Improvisatie en cadenza :In beide periodes was er een traditie van improvisatie in concerten. Van de solist werd vaak verwacht dat hij bepaalde secties improviseerde, vooral tijdens cadensen. Cadensen zijn uitgeschreven solopassages die de solist de kans bieden zijn improvisatievermogen en virtuositeit te tonen.
Verschillen tussen het klassieke concerto en het barokconcert:
*Orkestrale rol *:In het barokconcert verzorgde het orkest vooral de begeleiding van de solist. In de klassieke periode raakte het orkest meer geïntegreerd in de concertvorm, droeg bij aan de muzikale dialoog en speelde een substantiëlere rol in de algehele compositie.
*Textuur *:Het klassieke concerto heeft doorgaans een lichtere en transparantere textuur vergeleken met het barokconcert. De orkestratie is vaak slanker, met een grotere nadruk op de helderheid van de afzonderlijke partijen.
*Dynamiek en expressie *:Het Klassieke concert introduceerde een breder scala aan dynamiek (luidheid en zachtheid) en expressieve apparaten. Componisten besteedden meer aandacht aan het gebruik van dynamiek, articulatie en frasering om muzikale nuance en contrast te creëren.
*Invloed van nationalisme *:In de Klassieke periode was er een groeiende invloed van nationale muziekstijlen , wat leidde tot de integratie van volksmelodieën, ritmes en dansvormen in concerten. Dit voegde een nieuwe laag van diversiteit en karakter toe aan het concerto-genre.
Hoewel het Klassieke concerto bepaalde fundamentele kenmerken deelt met het Barokconcert, onderging het over het geheel genomen aanzienlijke veranderingen in termen van orkestrale integratie, textuur, dynamiek en expressie, als weerspiegeling van de evoluerende muzikale esthetiek en smaak van de Klassieke periode.