Toegang en aanwezigheid:
* Beperkte toegang: Niet iedereen had toegang tot onderwijs. Landelijke gebieden, met name in het zuiden, misten vaak voldoende scholen.
* Beperkte aanwezigheid: Zelfs voor degenen die toegang hadden, waren de aanwezigheidspercentages veel lager dan vandaag. Kinderen verlieten vaak school om te werken, vooral in gezinnen die moeite hebben om rond te komen.
* segregatie: Scholen werden raciaal gescheiden in veel delen van de Verenigde Staten.
Curriculum en pedagogiek:
* Focus op basis: Het curriculum benadrukte de "3 RS" - lezen, schrijven en rekenkunde. Onderwerpen op een hoger niveau zoals wetenschap en geschiedenis waren vaak beperkt.
* Rote Learning: Onderwijs was sterk gericht op memorisatie en herhaling, met minder nadruk op kritisch denken en creativiteit.
* Discipline: Van leraren werd verwacht dat ze strikte discipline handhaven. Lijfstraf was niet ongewoon.
* lerarenopleiding: De lerarenopleiding was vaak onvoldoende, waarbij veel leraren zelf beperkt formeel onderwijs hadden.
Andere belangrijke functies:
* schoolgebouwen met één kamer: Deze waren gebruikelijk op het platteland en dienden studenten van verschillende leeftijden in een enkele kamer.
* Gebrek aan technologie: Er waren geen computers, internet of zelfs wijdverbreide elektriciteit op scholen.
* nadruk op beroepsopleiding: Voor veel studenten was het doel van onderwijs om zich voor te bereiden op een handel of handarbeid.
* Sociale en economische factoren: Toegang tot onderwijs werd sterk beïnvloed door de sociaaleconomische status. Kinderen uit rijkere gezinnen hadden meer kans om naar school te gaan en kregen een onderwijs van hogere kwaliteit.
Veranderingen en trends:
* Groeiende vraag naar onderwijs: Naarmate de 20e eeuw vorderde, was er een groeiende erkenning van het belang van onderwijs voor economische en sociale vooruitgang.
* opkomst van openbare scholen: Het systeem van openbare scholen breidde zich uit en werd toegankelijker voor een breder scala aan studenten.
* Verschuiving naar progressief onderwijs: Progressieve opvoeders, zoals John Dewey, pleiten voor een meer kindgerichte benadering van leren, het benadrukken van praktische ervaringen en kritisch denken.
Over het algemeen werd onderwijs in de jaren 1900 gekenmerkt door beperkte toegang, een focus op basisvaardigheden en een rigide, traditionele aanpak. De 20e eeuw zag echter belangrijke veranderingen en vooruitgang in het onderwijs, waarbij de weg werd vrijgemaakt voor het diverse en technologiegedreven systeem dat we vandaag hebben.