(Op melodieuze toon)
In de donkerste nachten, wanneer schaduwen kruipen,
Te midden van de meedogenloze stormvloed,
Een baken schijnt, een leidend licht,
Een zacht gefluister, de hoop neemt de vlucht.
Vanuit diepe diepten, waar wanhoop probeert,
Hoop stijgt op en tilt zware luchten op,
Een lied van troost, een tedere genade,
Harten omarmen, in elke verborgen ruimte.
Als een ochtenddauw op bloemblaadjes,
De aanwezigheid van hoop geneest, spoelt pijn weg,
In moeilijke tijden staat zij stevig,
Een kompas waar, in onzekere landen.
In jeugdige dromen, ambitieuze vlucht,
Hoop ontsteekt de brandende macht van passie,
Een trouwe vriend, naast onze pas,
Door diepe valleien zal hij onze gids zijn.
Wanneer vermoeide zielen beginnen te vervagen,
Hope's gefluister zachtjes een serenade,
Herinnert ons aan de innerlijke kracht,
Om uit de as te herrijzen, om te beginnen.
In tijden van verlies, in moeilijke momenten,
Hoop ontsteekt vlammen, vernieuwt verlangen,
Het herstelt de gebroken, gescheurde stukken,
Een veerkrachtige kracht, voor altijd beëdigd.
Dus laten we vasthouden, hand in hand,
In eenheid zullen we het zand oversteken,
Want de hoop blijft bestaan, zij zal blijven,
Een onwrikbaar licht, een eindeloze vlam.
(Sluit op oprechte toon af)
In de symfonie van het zoete lied van het leven,
Moge de hoop voor altijd sterk blijven,
Een leidende ster, ons hart om te bewaren,
Bij elke stap, in dromen zoeken we.