Rozen zijn rood (a)
Viooltjes zijn blauw (b)
Suiker is zoet (c)
En jij ook (d)
Appels zijn rond (a)
Bananen zijn lang (b)
Katten zijn harig (c)
Honden kwispelen met hun tong (d)
Dit gedicht volgt het rijmschema aabbccdd, waarbij de eerste twee regels (rozen, viooltjes) rijmen, de volgende twee regels (suiker, jij) rijmen, enzovoort. Het patroon zet zich door het hele gedicht voort.