Elke strofe beschrijft de huizen in verschillende staten, die allemaal een gevoel van droefheid overbrengen. De eerste strofe zet de toon met de huizen "ineengedoken / als rillende weeskinderen in de nacht." De personificatie van de huizen als weeskinderen suggereert hun kwetsbaarheid en eenzaamheid. De tweede strofe beschrijft dat de huizen "donkere, lege ramen hebben / als blinde ogen die in de leegte staren", wat een gevoel van leegte en hopeloosheid binnen de woningen oproept.
De derde strofe introduceert een gevoel van verlangen en onvervulde dromen, waarbij de huizen worden afgeschilderd als 'verlangen naar de zon / om hun koude, grijze harten te komen verwarmen'. Het zonlicht, dat vreugde en hoop brengt, is iets waar de huizen wanhopig naar verlangen, maar niet kunnen bereiken. De laatste strofe versterkt dit thema en beschrijft de huizen als "huilende stille tranen / voor alle dromen die nooit zijn uitgekomen."
Over het geheel genomen creëert het gedicht "Sad Little Houses" een sfeer van melancholie, waarin het verdriet, de wanhoop en de onvervulde verlangens worden overgebracht van de individuen die in deze schijnbaar verlaten woningen wonen. Het zet aan tot nadenken over de strijd en verborgen levens in ogenschijnlijk gewone voorstedelijke omgevingen.