2. Ontmoet, huisdier, nat
3. Opstarten, plunderen, rooten
4. Licht, macht, nacht
5. Taart, nep, hark
6. Beer, stoel, slijtage
7. Tafel, Able, Gevel
8. Vuur, huur, band
9. Muis, huis, echtgenoot
10. Boom, bij, zie
11. Ster, auto, ver
12. Maan, Boon, binnenkort
13. Lucht, taart, proberen
14. Vis, gerecht, wens
15. Appel, vlek, nietje
16. Sinaasappel, ruit, spons
17. Banaan, pyjama, drama
18. Kers, bes, vrolijk
19. Druif, vorm, tape
20. Citroen, meloen, misdadiger