Het spookhuis
In het holst van de nacht, als de maan helder is,
En de sterren schijnen zwak,
Daar staat een huis, een griezelig gezicht,
Dat vult je ziel met rand.
Met zijn krakende deuren en oude ramen,
En muren die lijken te huilen,
Het lonkt degenen die durven te aanschouwen,
De geheimen die het bewaart.
Een gevoel van angst vult de lucht,
Terwijl je naar binnen stapt,
En in de stilte kun je horen,
Het gefluister van degenen die stierven.
Elke kamer herbergt een verhaal van verdriet,
Van liefde en verlies en pijn,
En terwijl je door de holte dwaalt,
Je voelt dat hun geest blijft.
Pas op, o zwerver, voor deze plek,
Want het is niet wat het lijkt,
En als je te lang blijft hangen, zul je geconfronteerd worden met:
Een lot dat je dromen te boven gaat.
Dus wend je af, nu het nog kan,
En laat het huis achter,
Want in de duisternis zal het blijven,
Een angstaanjagend gezicht om te vinden.