Moderne poëzie , dat eind 19e en begin 20e eeuw ontstond, wordt gekenmerkt door een breuk met traditionele vormen en conventies. Moderne dichters experimenteerden met vrije verzen, fragmentatie, toespelingen en symboliek om complexe en gelaagde werken te creëren. Enkele van de belangrijkste dichters van deze beweging zijn Ezra Pound, T.S. Eliot en William Carlos Williams.
Postmoderne poëzie , aan de andere kant, ontstond halverwege de 20e eeuw als reactie op de waargenomen beperkingen van het modernisme. Postmoderne dichters verwierpen het idee van één enkele objectieve waarheid en omarmden in plaats daarvan veelheid, ironie en parodie. Ze verwerkten vaak populaire cultuur, media en alledaagse taal in hun werken, en hun gedichten waren vaak speels en experimenteel van vorm. Enkele van de belangrijkste dichters van deze beweging zijn Charles Olson, Robert Creeley en John Ashbery.
Hier zijn enkele van de belangrijkste verschillen tussen postmoderne poëzie en moderne poëzie:
- Thema's :Moderne poëzie onderzoekt vaak thema's als vervreemding, fragmentatie en de zoektocht naar betekenis in een snel veranderende wereld. Postmoderne poëzie onderzoekt daarentegen vaak thema's als identiteit, verschil en de rol van taal bij het vormgeven van de werkelijkheid.
- Stijl :Moderne poëzie wordt vaak gekenmerkt door het gebruik van vrije verzen, fragmentatie, toespelingen en symboliek. Postmoderne poëzie wordt vaak gekenmerkt door het gebruik van collage, parodie, ironie en de vermenging van verschillende teksten en genres.
- Taal :Moderne poëzie gebruikt vaak complexe en zinspelende taal, terwijl postmoderne poëzie vaak verwijzingen naar alledaagse taal, straattaal en popcultuur bevat.
Over het geheel genomen vertegenwoordigt de postmoderne poëzie een significante afwijking van het modernisme, en de invloed ervan is vandaag de dag zichtbaar in de hedendaagse poëzie.