Een boom staat hoog met sierlijke sporen,
Zijn silhouet, een kaal canvas,
Geëtst tegen de avondlucht.
Met takken die naar de hemel reiken,
Zoals armen omhoog gehouden, oh, wat strijden ze,
Een kroon van bladeren, groengroen,
Het ontvouwen van geheimen, de glans van de natuur.
Zijn stam, een pilaar sterk en stevig,
Terwijl oude verhalen overal weerklinken,
Diep in de kern van het kernhout,
Fluisteringen van wijsheidsverhalen slaan op.
Beneden breiden de wortels zich uit en verspreiden zich,
Hoop verankerend, hun verhalen vergoten,
Onzichtbare aderen door de aarde die ze doorkruisen,
In de symfonie van de natuur vermengen hun stemmen zich.
O, boom! Majestueuze vorm in zicht,
Sculptuur gemaakt in maanverlichte nacht,
Jij staat, een symbool standvastig, stoutmoedig,
Een wonder van de epische vorm van het leven.