Een ballade van een hart dat nog nooit eerder is verteld.
In het rijk van dromen waar gefluister vliegt,
Luister, mijn vriend, terwijl ik het verhaal laat liegen.
Er was eens, in een oude tuin,
Waar rozen met karmozijnrode tinten zich stoutmoedig ontvouwen,
Een hart woonde, puur en waar,
Omarmd door warmte, badend in de pure dauw van de liefde.
Maar de wind van verandering blies hard en koud,
Fluisterende geheimen, onvertelde verhalen.
Het heiligdom van het hart werd geconfronteerd met de toorn van beproevingen,
De kwetsbare ranken van de liefde worden van hun pad gescheurd.
Door de diepten van verdriet vluchtte het hart,
Geleid door het zachte, hemelse licht van de hoop.
Terwijl de dagen veranderden in nachten en nachten die aanbraken,
Het hart vond kracht, zijn eigen lied herboren.
Als een feniks uit de as verrees hij,
Het herwinnen van de waarde ervan, het verdrijven van de ellende van het leven.
In het labyrint van het leven dwaalde het rond,
Naar de zoete troost van de liefde verlangde het werkelijk.
In velden van dromen waar sterren ontbranden,
Het hart ontmoette gelijkgestemden, stapte uit.
In hun ogen vond het een spiegelreflectie,
Een symfonie van zielen, goddelijke verbinding.
Terwijl de ballad zich ontvouwt, is het refrein duidelijk:
Een melodie van veerkracht en oprechte hoop.
Door beproevingen heen kwam het hart opnieuw tevoorschijn,
Getransformeerd en stralend, voor altijd waar.
Dus koester deze ballade, laat de echo's ervan horen,
In het tapijt van liefde dat het hele leven vult.
Want in ieder hart kan een verhaal gevonden worden,
Een ballad van moed, diepgaande liefde.