En geuren, zoals parfums, alle lucht vult,
Waar lelies witter zijn dan de sneeuw zelf,
En viooltjes blauw als het hemelgewelf,
En rozen rood, zoals de blos van Aurora,
Verfraai het grote theater van de natuur;
Waar, vanaf de grond, door verweven wortels,
De kristalvloeistof, waar de aarde doorheen stroomt,
Springt omhoog en vormt een zilveren stromende poel,
Waaromheen het vee zich verzamelt om te kalmeren
Hun rusteloze hitte; en op de plankenbanken,
De nimfen van het bos liggen te sluimeren in de zon;
Hier, midden op deze prachtige plek,
Er stond een oud klooster gebouwd
In de grote gotische stijl, waarvan de muren vergaan
Behield een oude plechtigheid van de staat,
Wat religieus ontzag in de ziel trof,
Zelfs voordat de drempel werd overschreden; dit was een plek
Zeer geschikt voor schuldgevoelens.
In een kleine kamer van deze cel,
Wiens raam op het kerkhof openging, lag,
In eenzaamheid en stille wee, de man,
Wiens hartstochten en wiens dwaasheden waren afgenomen
Hem van een prinselijk fortuin, naar een ellendeling,
Veracht door zowel zijn land als zijn vrienden.
Ten prooi aan bittere angst en wroeging,
Hij voelde met tussenpozen de innerlijke wonden
Van schuldgevoelens, en al zijn vroegere fouten kwamen naar voren
Als grimmige geesten, in de donkere afgrond
Van zijn onrustige geest, terwijl de doffe bel,
Die de monniken tot hun dagelijkse werk riep,
Vervulde zijn droevige ziel met angst en nam toe
De pijn die hij voelde, meer dan wat de mens kon verdragen.