Het gedicht begint met het stellen van een vraag over de superioriteit van de zomer ten opzichte van de winter en gaat vervolgens verder met het prijzen van de deugden van de eerste. Shakespeare gebruikt verschillende metaforen, zoals het vergelijken van de schoonheid van de geliefde met een zomerdag, om zijn punt duidelijk te maken. Hij erkent echter dat zelfs de meest prachtige en buitengewone aspecten van de natuur, inclusief de zomer, onderhevig zijn aan het verstrijken van de tijd en wellicht niet eeuwig zullen blijven bestaan.
Het couplet dient om een oplossing te bieden voor deze zorgen. Hoewel fysieke schoonheid vluchtig kan zijn, onderhevig aan de veranderingen van de tijd en de tand des tijds, beweert de dichter dat ware schoonheid een tijdloze kwaliteit bezit en het potentieel heeft om eeuwig te blijven bestaan in de vorm van poëzie.
Shakespeare stelt dat echte schoonheid haar fysieke manifestatie overstijgt en blijft bestaan in de vorm van poëtische woorden, die in staat zijn de essentie ervan vast te leggen en over te brengen, zelfs naarmate de tijd verstrijkt. Het couplet benadrukt de kracht van poëzie als een medium dat in staat is schoonheid te behouden en te verspreiden buiten haar tijdelijke bestaan.
Concluderend sluit het couplet de ideeën van het gedicht af door aan te tonen dat hoewel kortstondige fysieke schoonheid uiteindelijk kan vervagen, de betekenis en lieflijkheid ervan behouden kunnen blijven in de eeuwige lijnen van een poëtisch werk. Het belangrijkste punt van het gedicht, dat de blijvende aard van ware schoonheid benadrukt, wordt krachtig versterkt door dit overtuigende couplet.