De heksen verschijnen in het stuk als drie mysterieuze en bovennatuurlijke figuren die hun krachten gebruiken om de gang van zaken te beïnvloeden. Ze doen een reeks profetieën aan Macbeth, die hem op het pad van de vernietiging zetten. Door deze bovennatuurlijke elementen in het stuk te introduceren, kan Shakespeare een gevoel van onzekerheid en onbehagen bij het publiek creëren, omdat ze zich afvragen wat de ware motieven van de heksen zijn en hoe ze uiteindelijk de personages zullen beïnvloeden.
De profetieën van de heksen zijn de katalysator voor Macbeths ambitieuze machtsdrang. Zijn verlangen om koning te worden brengt hem ertoe een reeks moorden te plegen, die hem uiteindelijk opslokken en tot zijn ondergang leiden. Door de heksen te gebruiken als middel om het tragische traject van Macbeth te verkennen, kan Shakespeare de destructieve kracht van ambitie en de gevaren van toegeven aan verleiding laten zien.